Locatie: Stuttgart, deelstaat Baden-Württemberg, Duitsland.
Functie: reparatie van schade na bombardementen.
Datum aankomst eerste Nederlanders: begin juli 1943.
Nationaliteiten: FR, NL.
Aantal Nederlandse gevangenen: 1027, van wie 41 met naam bekend.
Datum bevrijding: 21 april 1945 door Franse troepen.
Op 27 mei 1943 vertrok een groep van duizend Nederlandse krijgsgevangenen, onder wie bijna zevenhonderd marinepersoneel, vanuit Stalag XI-a Altengrabow per trein naar Fort Kronprinz bij Straatsburg. Onder hen bevonden zich driehonderd korporaals en zeventig sergeanten en fouriers. Na een verblijf van een maand in het oude, tochtige fort volgde overplaatsing naar de eigenlijke bestemming: Arbeitskommando 3016 Stadtverwaltung Stuttgart. Hier verbleef de groep aanvankelijk in het Lager Stadthalle; een grote overdekte wielerbaan op de hoek van de huidige Neckarstrasse en de Werderstrasse in het centrum. In ploegen van twintig tot dertig man moesten de mannen puinruimen na bombardementen en herstelden ze daken, ruiten, gasleidingen en rioleringen. Ook werkten ze aan, wat men noemde Stollenbau, de aanleg van schuilkelders.
Op 6 september 1943 verrasten geallieerde vliegtuigen een groep Nederlanders tijdens werkzaamheden aan de brug over de Neckar bij Bad Cannstatt. Bij het bombardement kwam marinestoker 2e klasse B.J. de Haas om het leven. Ongeveer een maand later, op 7 oktober 1943, werd het Lager Stadthalle bijna volledig verwoest door brandbommen. Het kamp was hierdoor niet langer bruikbaar als onderkomen. Na twee nachten in de buitenlucht verplaatste de groep zich naar een Lager in de Schwab-Moltkeschule op de hoek van de Schwabstrasse en de Bebelstrasse. Vanwege de aanhoudende bombardementen waren de leerlingen van de school al enkele maanden eerder uit voorzorg geëvacueerd naar het platteland. Ook dit Lager bleef niet verschoond van bombardementen, maar de schade bleef beperkt en kon hersteld worden. Hoewel de situatie behoorlijk onveilig was en de school zich midden tussen de ruïnes van het door bombardementen geteisterde Stuttgart bevond, was een alternatief onderkomen niet beschikbaar. De Nederlanders bleven er daardoor noodgedwongen bivakkeren.
De leef- en werkomstandigheden in dit Arbeitskommando waren buitengewoon slecht. De bewakers traden hardhandig op en gebruikten met regelmaat fysiek geweld. Het eten was ondermaats en eenzijdig. De enige plek om te schuilen tijdens bombardementen was een tunnel onder een berg. Om deze te bereiken moesten de Nederlanders eerst een flink stuk lopen. Vaak vielen de bommen dan ook al voordat zij de schuilplaats bereikten. De tweede vertrouwensman, korporaal L.M. van Hoof, drong er daarom bij de Lagerführer met klem op aan om op de binnenplaats van de school een schuilplaats te mogen bouwen voor de Nederlandse krijgsgevangenen. Dit werd aanvankelijk geweigerd en Van Hoof werd vanwege zijn ‘brutale houding’ op transport gesteld naar het strafkamp Arbeitskommando Herrenberg. Opvallend genoeg kregen de Nederlanders later alsnog toestemming om een schuilkelder onder de school te maken.
Als gevolg van voortdurende bombardementen, de mishandelingen en de barre voedseltoestand namen bijna dagelijks Nederlandse krijgsgevangenen de benen. Ze stonden er daarom te boek als de ‘Vliegende Hollanders’. Er vonden uiteindelijk meer dan honderd ontsnappingen plaats uit het Arbeitskommando in Stuttgart.
Op 8 december 1944 verbleven zo’n 700 Nederlanders in het kamp. De Duitsers erkenden op deze datum de Nederlandse korporaals die tewerkgesteld waren officieel als onderofficieren, waardoor vier dagen later in totaal 224 korporaals van de marine naar het Aldinger Lager, behorende bij Stalag V-a Ludwigsburg, vertrokken. Korporaal A. Spaaij kon zijn geluk niet op: “Het was voor ons korporaals een belangrijke week. De erkenning dat wij een gelijke rang bekleden en dus gelijkgesteld zijn met de Duitse Unteroffizier, wat inhoudt dat men volgens de Geneefsche conventie kan kiezen tussen werken of niet werken, is na een jaar afgekomen. Ik verlaat het Arbeitskommando en ga naar het Stammlager.”
Op 3 april 1945 evacueerden de Duitsers de Nederlandse krijgsgevangenen vanuit Stuttgart en Ludwigsburg in oostelijke richting. Na een lange voettocht bereikten ze op 7 april het dorp Amstetten, om op 17 april toch weer terug te keren naar hun Lager in Ludwigsburg. Op zaterdag 21 april om 16.00 uur ontwapenden Franse militairen de Duitse wachten en kwamen de Nederlanders op vrije voeten. Weldra wapperde het rood-wit-blauw aan de mast in het kamp en werd het Wilhelmus gezongen. Op 23 april vertrokken de Nederlanders met vrachtwagens naar Mannheim en Ludwigshafen. Vandaar reisden ze op 22 mei met de trein via Aarlen en Namen naar Eijsden in Zuid-Limburg, waar ze een dag later aankwamen.
De Schwab-Moltkeschule aan de Bebelstrasse 17 in Stuttgart bleek bij een bezoek in 2019 gerenoveerd en is weer net als voor de oorlog een school. Van het Stalag V-a Ludwigsburg en het voormalige Lazarett zijn geen sporen bewaard gebleven. Ter plaatse bevindt zich nu een nieuwbouwwijk.