Locatie: Dresden-Friedrichstadt, deelstaat Saksen, Duitsland.
Functie: vervaardigen onderdelen van munitie, naaimachines en typemachines.
Datum aankomst eerste Nederlanders: augustus 1943.
Nationaliteiten: SU, F, NL.
Aantal Nederlandse gevangenen: minstens 31.
Datum bevrijding: 9 mei 1945 door het Rode Leger.
Het Arbeitskommando 1111 was gelieerd aan de fabriek van Seidel & Naumann, die was gevestigd aan de Hamburgerstrasse 19 in Dresden. Stalag IV-a Hohnstein fungeerde als Schattenlager. Voor de oorlog produceerde het bedrijf hoofdzakelijk naai- en typemachines. Tijdens de oorlog werd het ook ingezet voor het vervaardigen van oorlogsmaterieel. Een groep van ongeveer twintig Nederlandse krijgsgevangenen kwam in de loop van augustus 1943 in het Arbeitskommando aan. De meeste militairen verbleven daarvoor in Stalag IV-b Mühlberg. Zij vonden onderdak op een bovenverdieping van de fabriek. Later werd voor de krijgsgevangenen op een van de drie binnenplaatsen van het complex een barak gebouwd. Volgens een van de Nederlanders, soldaat A.G. van de Kreeke, waren de werkdagen lang: “We moesten altijd wel vroeg opstaan want om zes uur begon het werk op de fabriek tot ‘s avonds zes uur, een werkdag van twaalf uur, ook de Duitsers werkten zo lang, alleen de Duitse vrouwen hoefden maar tien uur te werken. Wij vonden het over het algemeen niet zo erg, dan was je wat onder de discipline van de wachtposten vandaan.” De werkzaamheden bestonden uit het draaien van metalen onderdelen, waarvan de functie niet bekend was. Enkele Nederlanders waren tewerkgesteld in de verzinkerij.
Als strafmaatregel belandden sommigen voor een aantal weken in de ijzergieterij in Heidenau, waar de behuizingen van de naaimachines werden gegoten. Van de Kreeke was een van hen. In de gieterij – “een grote hal, verschrikkelijk zwart van het stof allemaal” – moesten de Nederlanders zwaar en ongezond werk verrichten.”In groepjes moesten we het zwarte zand op hopen kruien en dan kwamen daarin mallen te liggen. We zagen binnen de kortste keren natuurlijk ook zwart, het zand was kurkdroog en stoof vreselijk, maar het werk was goed te doen. Af en toe mochten we even naar buiten om frisse lucht te happen. Om vier uur moest alles klaar zijn en toen lagen er verschillende rijen hopen zand met de mallen erin. Toen ging er een sirene en kwam er langs een rail een soort grote dikke ijzeren steelpan en werd er in elke mal een afgepaste hoeveelheid vloeibaar ijzer gegoten. Daarna waren we klaar en konden we uitgebreid gaan douchen. Het was een feest want die Russinnen douchten naast ons in een ander zaaltje. Het was maar een houten wandje en er zaten veel gaten in!” Na twee weken ‘stofhappen’ in de ijzergieterij in Heidenau keerden de gestraften terug naar het Arbeitskommando in Dresden.
Ook de bedrijfsgebouwen van Seidel & Naumann kwamen in het vizier van de geallieerde luchtstrijdkrachten. Op 7 oktober 1944 was er een eerste aanval met B-17 bommenwerpers van de Amerikanen op het gedeelte van de binnenstad rondom station Friedrichstadt en het industriegebied ten noorden hiervan, waar zich de fabriek van Seidel & Naumann bevond. Ook de haven aan de Elbe werd getroffen. In totaal vielen bij de aanval 270 doden. Op 7 april 1945 raakte het complex zwaar beschadigd door een bombardement. Van de Kreeke maakte de aanval van dichtbij mee: “We stonden net klaar om naar beneden te gaan omdat het zes uur was en de ploegen afgelost zouden worden toen het vooralarm ging. Dat betekende dat er vliegtuigen in de buurt waren en wij ons gereed moesten houden om in de schuilkelder, ditmaal in de kelder onder de fabriek te gaan. De Duitsers mopperden verschrikkelijk, maar gedisciplineerd bleven zij ook wachten. Ineens ging het volalarm en nu was het rennen naar beneden en in de kelder. De kelder was gewoon een afdeling maar dan onder de grond. Nu was het afwachten in spanning maar dat was al zo dikwijls voor niets geweest. Plotseling begon alles te schudden en te rammelen en was er het oorverdovende geluid van ontploffende bommen. We wisten nu wel zeker dat de fabriek geraakt was. Toen het alarm afgeblazen werd en we buiten kwamen zagen we de verwoesting. Een of twee bommen waren boven op de fabriek gevallen en doorgedrongen tot de derde verdieping. Overal ravage en machines die over de rand hingen, een grote bende, maar gelukkig geen brand. Veel erger was het aan de andere kant. Daar was een bom schuin in de muur van de fabriek geslagen, dwars er doorheen en precies in een schuilkelder. Er waren al mensen bezig om gewonden en doden te bergen. Iedereen, gevangene of Duitser, ging nu helpen om de mensen eruit te halen, wat door het gat dat de bom geslagen had moest gebeuren. Wij pakten eerst maar diegenen die we dachten dat dood waren en legden die op een rij buiten. De mensen van de hulpdienst keken later wel verder en dan bleek soms dat we de bewustelozen ook bij de doden hadden gelegd. Kortom alles werd naar buiten gewerkt. Het was soms een vreselijk gezicht als je naar die mensen keek soms helemaal onder het bloed en die je hulpeloos aankeken. Een gejammer en gehuil om nooit te vergeten!”
Het bombardement stelde de fabriek definitief buiten bedrijf. De krijgsgevangenen kregen daarom de laatste weken van de oorlog een nieuwe taak: het vullen van bomtrechters, puinruimen en het bergen van lijken uit kelders in het centrum van Dresden. Op 9 mei 1945 volgde de bevrijding door het Rode Leger. Op eigen gelegenheid vertrokken de Nederlanders te voet uit het kamp in de hoop de Amerikaanse troepen te bereiken. Dit lukte enkele dagen later, waarna ze per trein via Frankrijk en België naar Maastricht reisden.
De gebouwen van de type- en naaimachinefabriek zijn na de oorlog grotendeels afgebroken en vervangen door nieuwe bedrijfspanden. In de gevel van het gebouw aan de Hamburger Strasse 19 in Dresden herinnert een gedenksteen aan 51 bedrijfsmedewerkers en 8 dwangarbeiders die op 7 oktober 1944 bij een bombardement om het leven kwamen.