Locatie: Leipzig, deelstaat Saksen, Duitsland.

Functie: werk in munitiefabriek, bouwarbeid.

Datum aankomst eerste Nederlanders: 15 november 1943.

Nationaliteiten: SU, PL, NL.

Aantal Nederlandse gevangenen: minstens 136.

Datum bevrijding: 14 april 1945 door Amerikaanse troepen.

Het Arbeitskommando L-210 in Leipzig leverde arbeidskrachten voor de firma Hugo Anton Schneider Aktiengesellschaft (HASAG). Dit was een zogenoemd Rüstungsbetrieb waar onder meer de productie van de beruchte Panzerfaust, landmijnen en granaten plaatsvond. De hoofdvestiging van het bedrijf lag aan de Hugo-Schneider-Strasse, tegenwoordig Permoserstrasse, in Leipzig. Naast deze vestiging kende het bedrijf diverse nevenvestigingen in Thüringen en Saksen waaronder een in Colditz. Het Arbeitskommando behorende tot HASAG viel organisatorisch onder Schattenlager IV-g Oschatz. De fabriek beschikte over meerdere Lager voor civiele gevangenen en krijgs- en concentratiekampgevangenen. De Nederlandse krijgsgevangenen waren ondergebracht in het Lager Amstel, dat zich in de zuidoostelijke hoek van het fabrieksterrein bevond en dat door een prikkeldraadversprring van het fabrieksterrein was afgescheiden.

De eerste Nederlandse krijgsgevangenen arriveerden op 15 november 1943 bij HASAG. Het ging om een groep van circa 125 man. Ongeveer de helft van die groep was afkomstig uit Stalag XI-a Altengrabow. Zij waren in juli 1943 eerst naar Stalag IV-b Mühlberg overgeplaatst en vervolgens doorgestuurd naar Leipzig. De andere helft was rechtstreeks afkomstig uit Stalag IV-b Mühlberg.

Een klein aantal militairen werkte voorheen in een ander Arbeitskommando voor ze bij HASAG belandden. Zo arriveerde op 13 oktober 1944 een groep van 25 Nederlanders uit het Arbeitskommando Stalag XI-a Bernburg, nadat deze fabriek door een bombardement buiten werking was gesteld. Volgens een verslag van het Zweedse gezantschap uit diezelfde maand waren op dat moment 150 Nederlandse krijgsgevangenen in het Arbeitskommando HASAG werkzaam. Net als in veel andere fabrieken werkten de krijgsgevangenen ook hier in ploegendiensten en was de behandeling op de werkvloer slecht. Korporaal L.W. Kuijk maakte het aan den lijve mee: “Ik zit nu weer in de acht-uren schicht. Als je niet oppast hier krijg je zo een klap in je gezicht of een schop onder je zitvlak. Dat is hier het ‘nieuwe Europa’. We worden hier met de nek aangekeken, want de Duitsers zijn van mening dat wij hier zijn omdat in Holland een Putsch zou zijn voorbereid tegen het Hitler-regime. Het is belachelijk, maar intussen zitten we hier maar en voorlopig is er geen uitzicht op een einde.” Hoewel het werk in de fabriek zwaar en eentonig was, hadden de Nederlandse krijgsgevangenen na afloop van de lange werkdagen wel betrekkelijk veel bewegingsvrijheid. Er bestond zelfs de mogelijkheid om af en toe een café of bioscoop in het centrum te bezoeken. Ook contact met civiele arbeiders was mogelijk. Soms organiseerden de Nederlandse civiele arbeiders en de krijgsgevangenen zelfs gezamenlijk lezingen of cabaretvoorstellingen. Die vonden plaats op het terrein van HASAG in het Lager Amstel dat ook toegankelijk was voor arbeiders van andere fabrieken in Leipzig.

Op 6 april 1945 vond een zwaar bombardement plaats, waarbij de bommen vooral in het stadscentrum vielen. Tot overmaat van ramp bevond korporaal Kuijk zich juist hier toen de aanval begon. Hij zocht zijn heil in een grote kelder op de Fleischerplatz: “Het duurde bijna twee uur. In de kelder hoorden we niets, maar toen we eruit kwamen stond heel Leipzig in brand. Het was een grote aanval geweest. We waren erg bang voor de HASAG en voor Engelsdorf, maar spoedig hoorden we dat er niets was gebeurd, we waren al blij.” Weldra vernam Kuijk echter het droevige nieuws van de dood van twaalf van zijn kameraden die tijdelijk in het stadscentrum werkten om puin te ruimen nabij de Bayerischer Bahnhof. Zij kwamen om het leven na een voltreffer op het gebouw van het Farmacologische Institut op de hoek van de Liebigstrasse en Nürnberger Strasse, waar ze tijdens de aanval dekking hadden gezocht. “De jongens werkten in de stad en waren daar in de kelder gegaan en er niet meer levend uitgekomen.”

Bij een aanval op de spoorwerkplaats en het spooremplacement van Leipzig vier dagen later, op 10 april 1945, kwamen zes Nederlandse civiele arbeiders om het leven. Weer vier dagen later, in de vroege ochtend van 14 april 1945, bleken de Duitse bewakers vertrokken en waren de Nederlanders vrij. Leipzig was tot Lazarettstadt verklaard en werd daarom niet meer door de Duitsers verdedigd. Kort daarop arriveerde de Amerikaanse 2e Infanteriedivisie in de stad. De dagen daarop repatrieerden zij de Nederlanders, die via het opvangkamp voor Liberated Allied POW’s and displaced Allied civilians in Naumburg bij het vliegveld Polenz bij Brandis verzameld werden. Vandaar vertrokken de Nederlanders naar Leipzig, waar een trein hen verder vervoerde richting Nederland.

De fabriek werd, net zoals meeste andere industriële complexen in de Sovjet-zone, na de oorlog door het Rode Leger ontmanteld.

Van het gigantische bedrijvencomplex van HASAG resteert alleen nog het hoofdkantoor. Het Lager Amstel werd na de oorlog gesloopt. Het fabrieksterrein is tegenwoordig als wetenschapspark in gebruik bij de Universität Leipzig. In de zuidwesthoek van het terrein en dichtbij het voormalige hoofdkantoor van HASAG bevindt zich een herdenkingscentrum over dwangarbeid in Leipzig.