In dit artikel geven we een aantal liedjes en teksten weer, zoals die door verschillende krijgsgevangenen zijn opgetekend in hun dagboeken.
Stanislau-lied
Vanavond brengen wij wat vrolijkheid in Stanislau, met voordracht, imitatie en een lied
Een ieder zorgt dat pessimisme van de baan is nou, want huilgezichten zien we liever niet
Haal jezelf een keer uit de sleur, zet je zorgen eens op zij
En breng gerust met ons een avond door in Stanislau, voor de goede stemming zorgen wij……zorgen wij!
The spider and the fly (Johnny and Jones)
Zeg wat heb je mooie ogen, zei de spin tegen de vlieg
‘k Heb nog nooit een vrouw bedrogen, denk ook nu niet dat ik lieg
Oh vlieg, oh spin, dag vliegie, dag spinnetje
Spinnen zijn niet te vertrouwen, lieve vlieg, vlieg er niet in
Kom eens bij me op visite, ‘k heb een mooie grammofoon
Met veel hotte hotjazzplaten, mijn muziek die spant de kroon
Oh vlieg, oh spin ….
Heus ik ben voor non agressie, want ik ben ’n nette spin
Ik woon in een kogelflessie, loop een keertje bij me in
Oh vlieg, oh spin ….
En de vlieg gaf toen een pakkerd op die dikke spinnekop
En de spin gaf haar een smakkerd, toen vrat hij haar lekker op
Oh vlieg, oh vliegie, weg spinnetje
Spinnen zijn niet te vertrouwen, lieve vlieg je vloog erin
Scheiden doet lijden, afscheid brengt leed
Bye bye oh fly, oh fly, bye bye
Because she got into his parlour, unsuspecting little fly
If you know Suzy
Zeg ken je Suze, die dikke Suze
Oh, oh wat ’n brok vlees
‘k Was laatst een uurtje
Bij haar in ’t schuurtje
Oh, oh jongens wat een moordfiguurtje
En een huidje, zacht als satijn
’n Poezlig snuitje, honneponnig, lief en klein
Zeg ken je Suze, die dikke Suze, mijn liev’lings konijn
Nieuwjaarswens
De plaatsen zijn vergeven
Heel ons toneeltje staat vol
U hoorde de wensen van al onze mensen
Van elk in zijn eigen rol
Wij zijn O.K. gebleven
En staan weer voor u klaar
Om u wat vreugd te geven
En een gelukkig en voorspoedig Nieuwjaar
Wat mij vooral hier opvalt mijnheer de Commandant
Het mannelijk geslacht heeft hier alleen de overhand
De dames, Excellentie dat is ons grootst verdriet
Die zijn niet in de sterkte en men telt ze hier ook niet
Wij zijn O.K. gebleven ….
De meisjes, de vrouwen, het schone element
Die zijn bij ons in Stanislau mm…. nog onbekend
De vrouwen, de meisjes ginds in het Vaderland
Als wij die weer terugzien nou mm … mm …
Als wij die weer terugzien nou dan eten z’uit de hand
Wij zijn O.K. gebleven ….
Ik heb toch wel den indruk dat men u steeds verrast
Met deugdelijke aanvulling van uw provisiekast
De dames, Excellentie zijn werkelijk zo lief
Maar wat je al maar het liefste hebt, krijg je enkel in een brief
Wij zijn O.K. gebleven ….
Het ligt naar het mij voorkomt geheel niet in uw lijn
Dat mannen elken morgen weer aan ’t bed afhalen zijn
De dames, Excellentie, mist men dan werkelijk zeer
Maar ’s avonds als je ’t bed weer opmaakt, mis je ze toch nog meer
Poolsche Marie
Meisjes zag je vroeger bij de vleet
Als je maar een vinger uitstak had je een beet
Ja had ze rood en bruin en donker en blond
Zo plat als latten maar ook mollig en rond
Hier in ’t kamp zie je enkel maar een vrouw
Zondags door ’t raam van het voorgebouw
Toen we daar eens heen kwamen, ontdekten we een dame
We riepen te samen; Oh Marie!
Dat is een Hollands begrip, elke draaglijke kip
Met een lachje om haar lip heet Marie
Maar dit Slavische wonder was buitengemeen
Zij lachte niet met haar mondje alleen
Nee, ze lachte met alles door ’t prikkeldraad heen
Ach, bei mir bist du schön, Marie
Jones greep met geweld naar zijn gitaar
Als hij niet iets beters heeft, dan kluit hij in de snaar
We zongen week en wee van d’avond die daalt
En van ’t minnevuur dat d’harten doorstraalt
En intussen stond daar nog steeds die zus
Niet volvet, maar toch wel 40+
En ik dacht: lieve tijd, ‘k heb zolang niet meer gevrijd
‘k Ben de spelregels kwijt, O, Marie!
Als ik staar in je snuit, en de scheidsrechter fluit
Schei ik nergens mee uit, O, Marie!
Voor een vriendlijk praatje over jouw onderdeur
Zing ik in m’n eentje “De Rots” in mineur
Met een gloednieuwe tekst en het koor krijgt een kleur
Maar wat kan ons gebeuren, Marie!
Hij altijd secuur, raakte gans overstuur
Riep: ‘k Ga over de muur, O, Marie!
Zonder gang, zonder list, zonder Balkan of kist
Word ik toch nog vermist, O, Marie!
Ik smelt weg in de liefde, verdamp ongeveer
Jij vangt die damp op en slaat ze weer neer
En we worden zo heet als de Bessemer peer
En wat wil je nog meer, O, Marie!
Maar toen zei ik: nou, nou zeg, heb jij soms een pral
Is zij voor jou privé, die Marie?
Want al speel jij in de band op een Pools instrument
’t Geeft geen abonnement op Marie
Nee, geef haar maar een kladje Solali papier
Een zoen is een kruisje, zo doen ze dat hier
Net als in de cantine met een glaasje bier
Kijk, dat is de manier met Marie
Maar ach, op het hoogtepunt van het spel
Werd er hard geblazen, 5 minuten voor het appèl
Dat is in Stanislau het end van elk lied
Net als het leuk wordt is het weer: vertel je niet
We riepen dus nog in het Pools: so long
En kwamen weer terug op onze song
We zijn alles verleerd (What will you do…?)
We zijn nu al dagen, maanden, uren
Achter de muren, zo iets dat went
Maar als men je plotseling een gaan liet
Dan wist je ja niet, waar of je bent
Want och we weten hier niet meer wat leven betekent
Want als je goed rekent, we zijn het verleerd
Buiten onze kast met laden en vakjes
Met busjes en zakjes, zijn we alles verleerd
En als iemand nabeschouwt
Wat hij in zijn la verstouwt
En met gort en havermout
Zich ocempeert
Dan is er verder niets, waar hij zich om druk maakt
Want wat z’n geluk raakt
Dat is ie verleerd, volkomen verleerd
Als we eens in Holland met z’n allen
Zo binnenvallen, als ’t zover was
En we zaten ’t zomers een paar uren
Zo bij de buren op het terras
Ik denk dat wij daar geen van allen voor zouden voelen
Want zitten op stoelen, dat zijn we verleerd
Liever languit op den grond of op een deken
En dan slapen, niet spreken, dat zijn we verleerd
En we trekken ’t frokje uit
En dan ook de sokjes uit
En het interlockje uit
Ongegeneerd
Totdat iemand zegt: o, wat ongepast nou
En denk oude gastvrouw….
Dat zijn we verleerd, volkomen verleerd
Wat we misschien enkel nog wel bliefden
Zo’n beetje liefde, dat was niet gek
Maar als in het begin soms wel enig
Het heeft ook menige tere plek
Bijvoorbeeld, als een meisje met je gaat koketteren
En je wilt reageren, dan ben je ’t verleerd
En als de popjes in haar ogen gaan dansen
En je zou willen sjansen, dan ben je ’t verleerd
Dat is iets wat je heugen kan
Want als ze niet deugen, man
Komen ze met leugens an
En ’t loopt verkeerd
Dus, als ze ons hier nog een klein poosje houden
Dan zijn we verkouden
We zijn alles verleerd, volkomen verleerd!
Hot Time in Stanislau
Ach ik haak naar een avond van vermaak
Hot time in Stanislau
‘k denk zo vaak, we verliezen onze smaak
Hot time in Stanislau
Nuchter en tip, zonder een kip
Pretjes zijn o zo dun gezaaid, halleluja- luja
‘k Snak ernaar zo’n anderhalf jaar
Hot time in Stanislau
En vannacht heb ik opnieuw eraan gedacht
Hot time in Stanislau
Met een pracht van een vrouw, die lokt en lacht
Hot time in Stanislau
Arm om haar leest, daverend feest
‘k Voel hoe de hele wereld draait, Halleluja – luja
‘k Snak ernaar zo’n anderhalf jaar
Hot time in Stanislau
Eetzaal, O rijk versierd en goud op snee
Hot time in Stanislau
Krukje mee, dat geeft plaats genoeg voor twee
Hot time in Stanislau
Liesje en Loes, Dancers en Blues
Jeetje, wat doen ze dat gehaaid, Halleluja
‘k Snak ernaar zo’n anderhalf jaar
Hot time in Stanislau
Kassian er is toch geen sprake van
Hot time in Stanislau
Al wat kan, je droomt zo nu en dan
Hot time in Stanislau
’t Leven gaat voort, of het zo hoort
Niemand die ’t einde daarvan raad, Halleluja
Nee meneer, we beleven het niet meer
Hot time in Stanislau
Vlooienlied (The Latin Quarter)
In dit barakkenkamp, O ’t is finaal een ramp
Daar word je opgegeten door de beesten
Cadet of Generaal, we hebben ze allemaal
En ieder heeft beslist de meeste
Ze springen op de vloer, ze liggen op de loer
Ze vallen aan uit kieren en uit gaten
En of je danst of springt, en je in bochten wringt
Ze laten je des nachts niet slapen
De vloo is een macquis, hij doet aan strategie
Hij prikt je hier en daar, en neemt de latten
De luis valt van het plafond, negeert zo elk cordon
En doet aan verticaal omvatten
‘k heb zo’n jeuk, jeuk, jeuk, jeuk, jeuk, jeuk (elk 4x)
wansen, maden, vliegen, rupsen, luizen, vlooien
Ha kijk, ‘k heb er één, O, nee daar springt hij heen
Als je in ’t hart verschiet, voor het eerst je vrouw weer ziet
En op de drempel een hele lange zoen geeft
Dan blijft je plotseling staan, en roept uit: “laat me gaan”
Waar is ons waslokaal? ‘k Heb een vloo,
We zullen straks wel verder gaan!
Ziekenrapport
Ik moest laatst bij de tandarts komen
In kiezen kwestie is geen keus
‘k heb eerst een liter broom genomen
’t genoegen was maar dubieus
En terwijl de tandarts breeduit lacht
En beweert ’t is klaar terwijl u wacht
Zal ik u maar niet vertellen, wat ik zoal van hem dacht
Ik dacht die boormachine, veroorzaakt een ruïne
Ik hoorde alles kraken in mijn kaken
En de wereld liep gelaten op z’n end
Ik was een leeuw aan het temmen, ‘k kon in mijn zweet wel zwemmen
En bij de laatste stoot die ik genoot
Toen riep ie doodleuk om de volgende patient
En terwijl hij met een brede lach
Mijn latente zenuwtrekken zag
Zei ie zo in ’t voorbijgaan: “Ach ’t is gewoon een slag”
‘k was gister onder dokters handen
Er was iets dat er niet had moeten zijn
Ik zag me zelf al in verbanden
En tafels vol met vieze medicijn
O, ik zat geweldig in m’n naad
Want je weet niet wat er komen gaat
Met een beetje goede wil dan ga ik strakjes van de graat
Daar in die wapenkamer, langs de narcosekamer
Dat is een apparaat van dit formaat
En daarmee slaat ie je gewetensvol in slaap
Dan wordt je diagnose, zorgvuldig uitgeplozen
Ik moet gewoonweg weg, om me te leggen
In de handen van zo’n handig aesculaap
Maar de dokter zei alleen maar: “Kik,
geef mijnheer een vitamine prik
Op de tafel staat ’t flesje, met de pillen voor de schrik”
Moederlief hoe moet dat nou?
‘k Ben lang geleden opgepikt
En achter prikkeldraad gemikt
En met een man erbij die prikt
Moederlief hoe moet dat nou?
Ik leef veel te kunstmatig hier
Geen alcohol en ook geen bier
Maar er is wel een zaadofficier
Moederlief hoe moet dat nou?
Komt dat nou weer in orde, zo zoetjes aan
Zal dat beter worden, als we weer naar huis toe gaan?
Ik woon gewoon in een barak
’t Water siepelt door het dak
En langs de kanten van het gemak
Moederlief hoe moet dat nou?
‘k Lig hier al meer dan 2 jaar met
Een andere vent in hetzelfde bed
Gelukkig verticaal gezet
Moederlief hoe moet dat nou?
‘k Weet werkelijk niet wanneer
De tijd komt voor normaal verkeer
Ik draag ook geen pyjama’s meer
Moederlief hoe moet dat nou?
Komt dat nou weer in orde, zo zoetjes aan
Zal dat beter worden, als we straks naar huis toe gaan?
Geleidelijk zijn van allemaal
Ze alle 5 al aan de haal
En ik alleen ben nog normaal
Moederlief hoe moet dat nou?
‘k heb gisteren de was gedaan
Maar alles is gelijk vergaan
‘k heb enkel nog maar gaten aan
Moederlief hoe moet dat nou?
‘k krijg in alles onderricht
Maar word eenzijdig voorgelicht
En er is ook een koor gesticht
Moederlief hoe moet dat nou?
Komt dat nou weer in orde, zo zoetjes aan
Zal dat beter worden, als we straks naar huis toe gaan?
‘k Moet je ook nog zeggen dat
Ik een zenuwschokje heb gehad
‘k Moet met 20 man in ’t bad
Moederlief hoe moet dat nou?
De vrouwen worden hier geweert
‘k Ben de normen glad verleerd
En doe de hele boel verkeerd
Moederlief hoe moet dat nou?
Wat ik ook zeggen wou
‘k heb van mijn huwelijk berouw
En houd alleen van schoppenvrouw
Moederlief hoe moet dat nou?
Komt dat nou weer in orde, zo zoetjes aan
Zal dat beter worden, als we straks naar huis toe gaan?
Als ik dan op vrijgebied
Dus geen bescherming meer geniet
En als m’n vrouw me dan weer ziet
Moederlief hoe moet dat nou?
Ik ga weddenschappen aan
Hoe de zaken verder gaan
Maar dat komt me duur te staan
Moederlief hoe moet dat nou?
Ook het slapen gaat niet best
Bergen beesten in m’n nest
‘k Word de hele nacht gepest
Moederlief hoe moet dat nou?
Komt dat nou weer in orde, zo zoetjes aan
Zal dat beter worden, als we straks naar huis toe gaan?
Ben ik in ’t bijgebouw
Hoe ik dan die fles ook hou
Alles loopt me in m’n mouw
Moederlief hoe moet dat nou?
Ik speel rugby met verstand
Strande uit de vrije hand
M’n armen en benen in verband
Moederlief hoe moet dat nou?
Komt dat nou weer in orde, zo zoetjes aan
Zal dat beter worden, als we straks naar huis toe gaan?
Er is ook een fijne band
En een bende zonder end
En een end dat ieder kent
Moederlief hoe moet dat nou?
M’n eigen tuin (Elmers Tune)
Zie http://www.youtube.com/watch?v=KmM0_Ilaww8
Ik heb een akkertje gekregen, langs het prikkeldraad gelegen
Als het warm is dan verga ik, en bij donderbuien sta ik
Op m’n klompen in de regen, van ’t ontbijt tot ’s avonds negen
In m’n eigen tuin
Ik heb geen tijd meer om te pitten, want er valt nog veel te spitten
Ik ben nergens meer aanwezig want ik ben hardnekkig bezig
Om m’n doperwten te spitten in de kou of in de hitte
In m’n eigen tuin
Taboe meisjes!, ik kijk alleen naar radijsjes
Ja radijsjes! Geven nog een prikkel als de meisjes er niet zijn
Ik moet de kluitjes nog gaan kloppen en de zaadjes nog onderstoppen
‘k Heb een hark gemaakt van blikken om de gaatjes mee te prikken
‘k Ga m’n eigen boontjes doppen, want ik kan geen sla verkroppen
In m’n eigen tuin
En als de zon begint te broeien, gaat het onkruid harder groeien
Niet te roeien dat bestaat niet, immers onkruid vergaat niet
En de sterrekersen bloeien van die mooie, groot als koeien
In m’n eigen tuin
En als ik m’n bloemenbed, de bloemen buiten heb gezet
En de spinazie is geplukt en de koolrabi is gelukt
Dan ga ik proeven nemen met het vitamine C tablet
In m’n eigen tuin
Taboe meisjes! Ik kijk alleen maar naar radijsjes
Ja radijsjes! Geven nog een prikkel als de meisjes er niet zijn
En als dan eindelijk mijn gebied van al dat onkruid is gewied
En alle zorgen zijn gedaan die met dat werkje samengaan
Geniet ik samen met Margriet de rijpe vruchten die ze bied
In m’n eigen tuin
Zussie (Nursy)
Langs de kant, in ons land, als de trein weer binnenrijdt
Ja, dan staan, langs de baan, lieve meisjes wijd en zijt
Met een lonk en een lach, is ’t een wonder dat ’t transport
Van de hoogste tot de laagste, wat opgewonden wordt
Zussie, ik heb zo vaak aan jou gedacht
Zussie, ik had ’t al zo lang verwacht
In mijn hart, da’s hier zo ongeveer
O,o,o daar krijg ik het alweer
Zussie, ik heb wat voor jou meegebracht
Grote kisten vol
Zussie, ‘k heb een prachtidee
Wacht een minuut of twee
Na inspectie en de desinfectie
Ga ik met jou mee
Lang gewacht, nooit gedacht, ja daar zijn ze inderdaad
Opgezweept, meegesleept, nu ’t feest beginnen gaat
Ieders lief, hartedief en de hele kinderschaar
Van de kleinste tot de grootste, ze roepen met elkaar:
Kappie, hoe kom je aan zo’n rare baard?
Pappie, hoe vaak ben jij nu al verjaard?
Dat verhaal vertelt ie nu alweer!
Oh, oh, oh da’s duizend en een keer
Sjappie wat heb je daar voor kleren aan
Die zijn half vergaan
Knap ie nou maar even op
Hier heb je vijftig pop
Na inspectie en de desinfectie
Stap ik met jou op
Zussie, kom eens wat dichter bij me staan
Gussie, blijf jij maar wat bij mij vandaan
In m’n hart bemin ik jou zoo teer
Oh, oh, oh daar krijgt ie het alweer
Kappie wat wordt je bleek, als je me ziet
Snappie dat nou niet
Wacht maar een minuut of twee
En ik zeg heus geen nee
Na inspectie en de desinfectie
Ga ik met jou mee
Op stap (uit de revue: 1,2,3,4,5,….vertel je niet)
Op stap, op stap, we gaan nu gauw
Op stap door Stalag Stanislau
Waar zoveel aan de hand is
Wat nieuw en interessant is
En alles wat ons zo verrast
Vertonen wij den hogen gast
Want iedereen is zwaar in touw
In Stanislau! In Stanislau!
Waar je Holland niet verwachten zou
Bij ons in Stanislau!
De zelfkook-keuken (Küche zum selbstkochen)
The Ramblers uit 1941 zie: http://www.youtube.com/watch?v=m95YS_XT1Is vanaf 1.15 m
Dit is het lied van de zelfkookkeuken
En van de zelfkookkok
Hij staat altijd in de beste reuken en
Zingt daarbij in zijn hok:
Ik heb een keukentje, en een fornuis
Dat is mijn kamertje, dat is mijn thuis
Maar ’t allerbest menu wordt geen succes
‘k Mis in mijn keukentje alleen nog een princes
Ploeter ik voort met mijn kookgereedschap
Roerend in pot en pan
Proef ik van alles en voor je het weet: hap!
Hap! zeg ik nu en dan
Ik heb een keukentje en een fornuis
Dat is mijn kamertje, dat is mijn thuis
Maar ach mijn slankfiguur wordt geen succes
Ik groei gemiddeld zo per maand een duim of zes
Soms komen klanten met lekk’re hapjes
Veel noten op hun zang
‘k Luister maar half, want ik ken die grapjes
‘k Ga toch mijn eigen gang
Ik heb een keukentje en een fornuis
Dat is mijn kamertje, dat is mijn thuis
Elk potje is naar wens en tijdig klaar
Dat is voor mij geen kunst,want ik ben zelf goed gaar
Zo is de dienst van de zelfkookkeuken
’t Valt om de dood niet licht
Alles op tijd voor elkaar te beuken
En …. met een blij gezicht
Ik heb een keukentje en een fornuis
Dat is mijn kamertje, dat is mijn thuis
Want deze les kan niet genoeg geleerd:
De kok is voor de keuken …. en niet omgekeerd!
Chronische zieken
Hij ligt te zonnen in het gras
Of slentert in de Servenpas
Hij staat te wassen aan een plank
Of zit te kaarten op een bank
Hij schertst en lacht met iedereen
En blaast tabakswalm om zich heen
Maar ach, met hem is ’t lang niet pluis
Hij mag naar huis
Hij ligt te zonnen in het gras
Doch pijnen kwellen zijn karkas
Hij staat te wassen aan een plank
Maar is toch ongeneeslijk krank
Hij blaast tabakswalm om zich heen
Maar lijdt intussen ongemeen
Neen, het is werk’lijk geen abuis
Hij mag naar huis
Dus gij die nog zover niet zijt
Denk niet aan afgunst of aan nijd
En lijkt het U ook ongehoord
Slik in, dat rare, rare woord
En denk je straks ook: Bliksems, nou
Ligt Jansen lekker bij zijn vrouw
Bedenk toch, wat heeft hij daaran
Zo’n zieke man
Gun hem veeleer dat onze vrind
Weer spoedig een betrekking vindt
Gun hem desnoods dat hij straks fit
Op jouw voormalig stoeltje zit
En kom je zelf ook eens naar huis
Stuur hem dan fliks een bloempje thuis
Onthoud voor later: ik was kwiek
Maar hij blijft ziek
Ode aan een jamblikkie
In Holland daar ben je gemaakt j.b. (jamblikkie)
In vredestijd, voor de export
Met keurige plaatjes versiert j.b.
Werd je vol marmelade gestort
Maar ach, de kwam nooit over zee j.b.
Want de oorlog verlamde de vaart
En je werd op de markt gegooid j.b.
En voor Hollandse klanten bewaard
Zo kwam je op een dag bij mij thuis j.b.
En je stond met je zessen op een rij
Op de kelderplank bij and’re waar j.b.
En we waren zo trots en zo blij
Toen pikten ze me plotseling op j.b.
En heb ik er beroerd voor gestaan
Maar toen kreeg ik een keurig pakket j.b.
En daar had mijn vrouw jou bij gedaan
Je werd vrijwel onmiddellijk gemold j.b.
Hoe verduurzaamd je inhoud ook was
En ik likte je absoluut leeg j.b.
Tot je inwendig zo schoon was als glas
Maar toen brak er een tijd voor jou aan j.b.
Die je nooit of te nimmer had vermoed
Want jij werd mijn enigst servies j.b.
En aan tafel mijn enigste goed
Ik haalde mijn suiker en thee j.b.
En ik mengde mijn drankjes in jou
Je werd honderden malen gespoeld j.b.
En ik droeg je door regen en kou
Maar ik hield je steeds goed in ’t vizier j.b.
Dat je niet ongemerkt verdween
Als ’t nodig was riep ik: dat is mijn j.b.
Anders liep er een ander mee heen
Het gebeurde op een keer, welk een schrik j.b.
Dat ik jou in het washok vergat
Maar ik rende als een haas bij het idee j.b.
Dat ik afstand moest doen van m’n schat
En Goddank, je was nog present j.b.
Door een wonder was je blijven staan
Ik miste liever m’n halve tractement j.b.
Dan dat jij was verloren gegaan
Maar toen kreeg ik van iemand een mok j.b.
En al was jij ook fijn gevernist
Dat ding had aan een kant een oor j.b.
En dat had ik bij jou steeds gemist
Nu kwam jij steeds aan lagere wal j.b.
J’hebt als asbak nog dienst mogen doen
Maar je viel en kreeg deuk op deuk j.b.
En haast iedereen verwenste je toen
Voor de as kwam een dingske van glas j.b.
En jij werd bij het blikwerk gegooid
En we dachten na zo’n staat van dienst j.b.
Aan jou verderop nooit
Och de regel is steeds zo geweest j.b.
Men kwakert en koestert een tijd
Maar zodra er iets mooiers verschijnt j.b.
Is het oude zijn charme weer kwijt
Doch het leven dekt alles een af j.b.
Of men weinig of veel erom treurt
En dat is dus je enige troost j.b.
Ieder komt op zijn tijd aan de beurt
Het lied der pakjes
In een grote stapel pakken en dozen, manden, zakken
Zit de uitzoekploeg te ploeteren, te spatteren, te foeteren
Ze identificeren, bekijken, registreren
Die eindeloze horden totdat ze stapel worden
Van d’een is het adres eraf, wat een eindeloos gezoek gaf
Een tweede druipt de jam uit, een smeerboel als een mestschuit
Van nummer drie is het touw stuk, dat was compleet een ongeluk
Terwijl het vierde voor een vent is, die helemaal onbekend is
Maar onverstoorbaar werkt men voort daar in dat hokje naast te poort
’t Lijkt zo eenvoudig het ontvangen van zo’n pakje
Je zet de naam, je neemt het mee, en klaar is het grapje
Maar er is haast niemand die half weet
Wat een moeite en zorg het geeft
Eer kapitein Pieters in het bezit is van zijn hapje
Daar zitten in d’rotondes, waar ’t kouder dan gezond is
Twee stoere kapiteinen, die erg belangrijk schijnen
Ze hebben dikke boeken, waarin ze namen zoeken
Maar als om hen te plagen, heeft ieder wat te vragen
“Kom ik op de lijst voor”, “Het duurt weer vreeslijk lang hoor”
“Mijn nummer ben’k vergeten”, “De Afzendplaats wou’k weten”
“Is dit de lijst van half tien”, “Mag ik even in Uw boek zien”
“Ben ik al afgeroepen”, “Kan ‘k eerst nog even poepen”
En met een onverstoorbaar snuit, zitten zij daar dag in, dag uit
Met vier man op een rijtje, ’t is heus geen kleinigheidje
Staat men daar uit te reiken, de prüfers staan te kijken
Een stroom van lekkernijen, komt ieder daar verblijden
Om hen wat op te beuren, komt elkeen daar wat zeuren
“Waar is mijn inventaris”, “Of U nou eindelijk klaar is”
“Waar zijn mijn sigaretten”, “Wil jij op de vloeitjes letten”
“Waar blijft mijn balkanfilm nou”, “Zeg, geef me een stukje bindtouw”
“Ik mis een halve kruidkoek”, “Er is een blikje melk zoek”
En met een engelengeduld wordt daar een zware taak vervuld
Ontvangst in Stanislau (J.G. Westermann KGF 32188)
Samen zijn we gaan verhuizen, naar dat verre Stanislau
In Holland moesten we afscheid nemen van de hond en van de vrouw
Na een reis van 9 dagen in een boemelend’expres
Werden we met pap ontvangen, als een zuigling met de fles
Na een uurtje prüfend wachten, wisten we aldra wat mocht
Werden door een self-made hospik snel op luizen onderzocht
Allen kregen we twee dekens, een handdoek en een stukje zeep
Zagen dikke k.g.f.ers, waar geen mens iets van begreep
De tombola ging spoedig draaien, ieder werd met iets bedeeld
De nieuwe ploeg keek erg verheerlijkt, de oude garde wat verveeld
Dankbaar zijn we onze pleegpa’s, die hun voorraden spontaan
Aan hun voorraadloze pleegzoons gratis hebben afgestaan
Bonnen heb je hier niet nodig, er wordt vaak zwaar gedineerd
Ied’reen wordt dan erg luchtig, waar hij zich niet voor geneerd
’t Enige wat we erg missen is beslist de lieve vrouw
Maar zij denkt daarginds in Holland: Nou blijft hij tenminste trouw